We vervolgen onze wandeling door het Quartier des Épinettes in het 17e arrondissement: deel 1 werd gepubliceerd op deze blog op 28 mei 2013.
We verlaten nu het Square des Épinettes en wandelen door de Rue Jean Leclaire, richting Périphérique. We steken het Square Jean Leclaire over en gaan de Villa des Épinettes in:
Deze komt uit bij de Rue des Épinettes, waar we aan de overkant een oude ambachtsschool zien, met originele tegeltableaus (opleiding voor blikslagers en slotenmakers):
Rechts daarvan zit de doodlopende Cité Joyeux, een eenvoudig steegje met een curieuze elektriciteitsvoorziening…….
Eromheen liggen enkele aardige, kleine straatjes, zoals de Passage Pouchet en de Impasse Deligny:
Met nuttige aansporingen voor voorbijgangers:
We slaan nu linksaf de Rue Pouchet in en komen bij de Rue Ernest Ruche, waar op de hoek een mooi flatgebouw uit 1907 staat (Habitation à Bon Marché, 75, Rue Pouchet), met halfronde binnentuinen en fraai metselwerk:
Langs deze weg loopt nog een intact gedeelte van de Petite Ceinture:
We lopen langs de treinbaan en volgen de Rue Ernest Ruche, daarna gaan we onder het spoor door, de Rue Boulay in. Aan de rechterkant vinden we daar de (moderne) Passage Petit-Cerf: de architectuur van de panden is niet bijzonder, dat zijn wel de beeldhouwwerken rechts en links van de ingang:
Aan het einde van de passage rechts af, de Avenue de Clichy in. De Boulevard Bessières oversteken en na het Lycée Honoré de Balzac rechtsaf: aan het einde van de straat ligt de ingang van het Cimétière de Batignolles:
Het kerkhof is in 1833 aangelegd, mooi omzoomd door bomen. Maar het wordt ontsierd, zowel visueel als qua geluid door de périphérique, die het kerkhof doorsnijdt. Er liggen enige beroemde personen, zoals de schilder Vuillard (1868-1940) en de dichter Paul Verlaine (1844-1896), die er rust in het familiegraf:
Het misschien wel beroemdste graf is dat van de “paus van het surrealisme” André Breton (1896-1966), die er begraven ligt met zijn vrouw Elisa (1906-2000):
Met het schitterende grafschrift: “Je cherche l’or du temps”!
Een heel bijzonder graf is het volgende:
Er staan diverse familienamen op. Het grafbeeld zowel als de grafteksten zijn wonderlijk:
“Il dépend de celui qui passé que je sois une tombe ou un trésor” !
Samen met “Que je parle ou me taise ceci ne tiens qu’a toi ne viens pas sans désir” is het een gedicht van Paul Valéry, dat ook staat afgebeeld op het Palais de Chaillot.
We verlaten het kerkhof en slaan linksaf, de Rue Saint-Just en daarna de Rue Pierre Rebière in. Hier zijn recent een aantal prachtige nieuwe appartementengebouwen neergezet:
Hier is ook de foto van Waar in Parijs 97 genomen !
We wandelen nu terug naar de Av de Clichy:
Uit: “Le guide du promeneur de Paris”, uitgave Parigramme
Om op nr 174, hoek Rue Paul Bodin het gezellige “Pari’s Café” te bezoeken, dat zijn fraaie interieur uit de 30er jaren heeft bewaard:
We lopen terug naar metrostation La Fourche. De zijstraat Rue du Docteur Heulin heette tot 1927 Rue Trezel:
Door heel Parijs vind je dergelijke aardige, historische straataanduidingen nog terug.
Leuk Wim, echt zo’n setje geheimen. Niet ver van Epinettes is het café Pere Pouchet (rue Pouchett.
In de herfstzon (en speciaal op vrijdagmorgen) is dit het leukste buurtje, met zijn marktje en het supergeheimzinnige wijkje tegenover het café, met stille straatjes vol klimop en bloemen, blauwe regen en natuurlijk katten