Literaire stadswandelingen door Parijs, 4

In het Parijsmagazine nemen we de komende maanden een paar wandelingen op uit de bundel Langs literaire locaties in Parijs van Kees van Rijswijk. In deze derde literaire wandeling neemt de auteur ons mee naar het buurtje rond de Rue Mouffetard.

Aan de voet van de Rue Mouffetard is regelmatig een markt met vers producten uit de Alpen en de Savoye en bovendien vinden we hier ook de Église Saint-Médard.

De Rue Mouffetard (vaak La Mouffe genoemd) is één van de oudste straten van Parijs. Zij loopt van de Montagne Sainte-Geneviève naar de veel lager gelegen Église Saint-Médard. De straat is lange tijd zeer schilderachtig geweest, maar wordt tegenwoordig vooral overheerst door (relatief goedkope) eethuizen en toeristenwinkels. Eén van de weinige nog als authentiek imponerende delen van de straat is de markt.

Aan de markt van de Rue Mouffetard

Loop van de Montagne Saint-Geneviève door de Rue Descartes naar de Place de la Contrescarpe. In de tijd dat de Rue Mouffetard minder toeristen trok dan tegenwoordig had de Place de la Contrescarpe nog het karakter van een dorpspleintje. Daarbij past dan wel de kanttekening dat de lokale clochards het plantsoentje in het midden van het plein als hun territorium beschouwden. Deze clochards zijn thans nagenoeg verdwenen. De cafés en de terrassen rondom het plein zijn dat niet. Integendeel. Het lijkt zelfs alsof er elk jaar meer bijkomen.

Boven één van deze cafés, Café Contrescarpe (op de hoek van de Rue Lacépède), was vroeger een hotel: Hôtel Beauséjour. Dit hotel heeft in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw tal van Nederlandse schrijvers tot verblijfplaats gediend: Rudy Kousbroek, Ethel Portnoy, Remco Campert, Theo Stibbe, Mark Brusse en vele anderen. Mark Brusse (geb. 1937) schrijft er over in ‘Paris Saloon’ (1970): (…) Als ik door het raam van mijn hotelkamertje kijk zie ik door het uitlopend groen van de kastanjebomen op het pleintje, de mensen in het zonnetje zitten op het terras (…). Mijn conciërge is een schat, wel en beetje gek, ze eet alleen maar knoflookworst en weet vaak niet meer wie ik ben, maar soms komt ze bij me op bezoek, luistert ze naar mijn platen en drinkt ze een glaasje wijn mee.

Het pand op nummer 2 (tussen de Rue Descartes en de Rue Cardinal-Lemoine), waar tot voor kort het restaurant ‘Delmas’ was gevestigd, herbergde tot in de jaren dertig van de vorige eeuw het ‘Café des Amateurs’. Het is dit café dat Hemingway (1899-1961) in het eerste hoofdstuk van zijn ‘Amerikaan in Parijs’) beschrijft: (…) het was een triest, wanhopig slecht gedreven café waar de dronkaards uit de buurt bijeenkwamen en ik bleef daar uit de buurt vanwege de stank van vunzige lijven en de zure lucht van dronkenschap. De mannen en vrouwen die de Amateurs bezochten bleven aan een stuk dronken, of althans zolang ze konden betalen; meestal van wijn die ze per half litertje of per liter kochten (…) het café was de beerput van de Rue Mouffetard, die wonderbaarlijke smalle drukke straat die naar de Place Contrescarpe leidde.

Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de naam van het café. Het werd ‘La Chope’: een doorsnee ‘volks’ café met lage prijzen. De Nederlandse schrijvers die er tegenover woonden maakten er vaak gebruik van. Later kreeg ‘La Chope’, zoals vele andere Parijse cafés een ‘up-grade’, die gepaard ging met forse prijsstijgingen. Enkele jaren geleden heeft het café opnieuw een gedaanteverwisseling ondergaan. Het werd restaurant ‘Delmas’. In dit (inmiddels ook al weer verwenen) Delmas heeft de ik-figuur uit de roman ‘Onderworpen’ (2015) van Michel Houellebecq (geb. 1956) een afspraak met één van zijn collega’s van de universiteit waaraan hij is verbonden. Die collega heeft het niet zo op de cafés vlak bij de universiteit en stelde voor elkaar te treffen bij ‘Delmas’ op de Place de la Contrescarpe: (…) met de leren clubfauteuils, het donkere parket en de rode gordijnen was het Delmas helemaal zijn soort tent. Hij zou nooit naar het café ertegenover zijn gegaan, met die hemeltergende namaakboekenkasten; het was een man met smaak. Hij bestelde een glas champagne, ik hield het bij een Leffe van de tap.

In ‘Luitenant-kolonel Maumort’ (1941) laat Roger Martin du Gard (1891-1958) de hoofpersoon van deze omvangrijke roman in het begin van de 20ste eeuw op straat een ‘vriendin’ ontmoeten, die hem meeneemt naar (…) de bonte wirwar van de Rue Mouffetard, waarvan de rijweg vol met kraampjes en kleine voertuigen, zo druk was als een kermis (…). Daar is ons huis, zei ze, aan het eind van de Rue Mouffetard op een oud zeventiende-eeuwse gebouw wijzend, van baksteen en natuursteen en met grote ramen, waarvan de brede koetspoort wijd openstond (…). Het huis was gekoloniseerd door Martinique en Guadeloupe. Ik geloof dat er onder de vele bewoners niet één was die niet één of andere connectie met de Antillen had.

Zo’n groot huis doet aan betere tijden herinneren. De meeste schrijvers die het over de Rue Mouffetard hebben schetsen een ander, armoediger, beeld. Zo vertelt Jean Rhys (1890-1979) in haar ‘Kwartet’ (1928) over een (…) een onooglijk, armoedig cafeetje in de Rue Mouffetard. Ze hebben er een lange zinken tap waar de stamgasten rustig hun aperitief kunnen drinken na een dag hard werken. Er staan geverfde tafels, lage houten banken en een klein podium voor de band: een trekharmonika, een fluit en een viool.

Hugo Claus (1929-2008) schrijft in zijn sleutelroman ’Een zachte vernieling’(1988) over (….) het goedkope hotel in de Rue Mouffetard. Zonder ramen. Het plafond ligt op tien centimeter van mijn schedeldak (…). Ik laat de wandluizen hun gang gaan, ik krijg overal bulten. Het beeld dat deze citaten oproept is dubbel: enerzijds nostalgie, anderzijds armoede, narigheid en ellende.

Aan de voet van de Rue Mouffetard staat de Église Saint-Médard. Deze laat-gotische kerk heeft in de loop der tijden flink wat veranderingen ondergaan, Zoals vele andere kerkportalen was ook dat van de Saint-Médard vaak een standplaats voor bedelaars. Dit wordt geïllustreerd door twee klassiekers uit de Franse literatuur: ‘De miserabelen’ (1862) van Victor Hugo (1802-1885) en ‘Alleen op de wereld’ (1887) van Hector Malot (1830-1907).

 


Kees van Rijswijk schreef twee boekjes met literaire wandelingen door Parijs:

  • Langs literaire locaties in Parijs. Vier stadswandelingen (2018) ISBN 978-94-6345-314-1 en
  • Nog meer literaire locaties in Parijs. De rechteroever (2019). ISBN 978-94-6345-516-9.

Bovenstaande fragment komt uit het eerste boek.

Geef een reactie