Literaire stadswandelingen door Parijs, 1

In Parijsmagazine nemen we de komende maanden een paar wandelingen op uit de bundel Langs literaire locaties in Parijs van Kees van Rijswijk. In deze eerste literaire wandeling neemt Kees van Rijswijk ons mee door het buurtje rondom de Place du Panthéon

Wie de Place du Panthéon betreedt wordt onmiddellijk geconfronteerd met één van de meest beeldbepalende gebouwen van het Quartier Latin: het Panthéon. Dit uit de tweede helft van de 18e eeuw daterende bouwwerk was aanvankelijk een kerk. Na de revolutie van 1789 werd het een erekerkhof voor de voorvechters van de vrijheid. Daarna werd het weer een kerk en weer later weer een ereplaats. Dit is het sedert 1885 nog steeds. Enkele bekende namen van overledenen die hier onderdak hebben gevonden zijn Louis Braille, Pierre en Marie Curie, Léon Gambetta, Victor Hugo, Jean Jaurès, Jean-Jacques Rousseau en Emile Zola.

Remco Campert hanteert het gebouw als sfeertekenend décor op de eerste bladzij van zijn roman ‘Een liefde in Parijs’ (2004): (…) De schrijver Richard Sanders stond voor de ingang van een hotel op de Place du Panthéon. Over het ruime plein, beheerst door het monumentale gebouw waar de as van de grote Fransen rustte, blies een gure maartse wind. Hij was nog maar net in Parijs aangekomen. De hem toebedeelde kamer keek niet uit op het plein, maar op een donkere cour. In de lucht erboven dreven grijze wolken voorbij. Hij pakte snel zijn koffer uit, verliet de kamer weer, bestelde een taxi aan de balie en ging naar buiten om op de taxi te wachten. De ochtend was voorbij. Echt licht zou het vandaag niet meer worden (…). Toen liep ze langs hem, een goed geklede, elegante vrouw, zoals je ze in Parijs meer zag dan in zijn eigen woonplaats Amsterdam (…).

Gustave Flaubert (1821-1880) gebruikt in zijn ‘Leerschool der liefde’ (1869) dezelfde plek om de lezer te vertellen dat er in het Parijs van 1840 regelmatig onlusten plaats vonden: (…) Toen Frédéric Moreau op een morgen in december naar een college procesrecht ging, kwam de Rue Saint-Jaques hem drukker voor dan gewoonlijk, De studenten verlieten haastig de cafés, of riepen elkaar uit de open ramen toe, van het ene huis naar het andere; de winkeliers stonden midden op het trottoir en keken bezorgd; de luiken werden gesloten, en toen hij in de Rue Soufflot kwam, zag hij een grote mensenmenigte rondom het Panthéon. Jongeren wandelden in gelijke groepjes van vijf tot twaalf man arm in arm over straat en sloten zich aan bij grotere groepen die zich her en der hadden gevormd; achter op het plein, tegen de hekken, stonden mannen in werkkiel te oreren en met hun steek op één oor en de handen op de rug liepen politiemannen op en neer langs de muren en klakten met hun zware laarzen op de plavuizen (…). Meer dan honderd jaar later zou hier de ‘echte’ studentenopstand van 1968 plaats vinden.

Ga met de rug naar de entree van het Panthéon staan en loop door de Rue Soufflot in de richting van de Jardin de Luxembourg. Aan de linkerkant (op nummer 11) vindt men het huis waar Zola tijdens zijn middelbare schooltijd met zijn moeder woonde.

Na het passeren van het huis van Zola is de eerste straat aan de linkerkant de Rue Le Goff. Ga deze straat in. Deze Rue LeGoff (nog geen 100 meter lang) heeft twee beroemdheden gehuisvest. Op nummer 1 bracht Jean-Paul Sartre (1905-1980) van 1905 tot 1917 een deel van zijn jeugd door. In ‘De Woorden. Mémoires van een mislukt wonderkind’ (1963) zegt hij hierover: (…) Mijn jeugd is een zesde verdieping in Parijs met uitzicht op de daken (…). Als kleinzoon van een bedienaar des Woords verbleef ik op het dak van de wereld, op de zesde verdieping, zittend op de hoogste tak van de Centrale Boom; de stam daarvan was de liftkooi. Ik liep heen en weer over het balkon, wierp van bovenaf een blik op de voorbijgangers, groette door het rasterwerk heen Lucette Moreau, een buurmeisje dat mijn leeftijd, mijn blonde krullen en mijn jeugdige vrouwelijkheid bezat (…) Ik kwam er nooit in persoon uit: telkens wanneer mijn moeder mij meenam naar het Luxembourg – dat wil zeggen elke dag – leende ik goedgunstig mijn waardeloze ribbenkast aan de lagere regionen van het bestaan, maar mijn glorierijk lichaam verliet nooit zijn hoge zetel en ik geloof dat het daar nog steeds is (…).

Op nummer 10 van de Rue Le Goff heeft Sigmund Freud in 1885-1886 bijna twee jaar gewoond. In het pand waar Freud woonde is nu een hotel: ‘Hotel du Brésil’. Dit hotel was de verblijfplaats van Jean Schalekamp (1921-2015) toen hij eind jaren negentig van de vorige eeuw in ‘Dr. Freud heeft hier gewoond’ (1998) zijn herinneringen aan zijn Parijse jaren in de periode 1949-1953 vastlegde. De beschrijving van ‘Hotel du Brésil’ die Schalekamp hieronder geeft dateert uit de jaren negentig.

Ondertussen zal er wel wat veranderd zijn. Dat neemt niet weg dat het door hem geschetste beeld door veel Parijsgangers nog steeds zal worden herkend (…). De lift in Hôtel du Brésil is zo klein dat hij met moeite plaats biedt aan twee magere mensen zonder bagage of aan één mager mens met een heel klein koffertje. Als een wat gezet persoon er in zou stappen, zou de liftdeur niet eens dicht kunnen. Zelfs ik moet mijn buik intrekken. Ik denk dat de mevrouw van het hotel haar gasten op uiterlijk en omvang selecteert. Onze kamer is zo klein dat we nauwelijks langs elkaar heen kunnen lopen zonder elkaar op de tenen te trappen. Het tweepersoonsbed lijkt niet meer dan een twijfelaar, ternauwernood breed genoeg voor twee. Als je je na het douchen wil afdrogen moet de badkamerdeur open, anders stoot je je ellebogen. Voor het bedrag dat dit kamertje per nacht kost, zou je in Madrid een suite met ligbad kunnen krijgen en een modaal gezin in Calcutta zou er een maand lang vorstelijk van kunnen leven (…).

Dit fragment is afkomstig uit:
Kees van Rijswijk (2018). Langs literaire locaties in Parijs, Vier standswandelingen. ISBN 978-94-6345- 314-1. E 15,–. Dit boek werd al eerder besproken op Parijsmagazine


Geef een reactie